Voorbije week dinsdag werd aan de Gentse universiteit Maarten De Waele (foto) gepromoveerd tot doctor in de criminologische wetenschappen na de publieke verdediging van zijn proefschrift Angry White Rebel? Study on the mechanisms and processes of participation in extreme-rights groups. Waar is Voorpost als je ze eens nodig hebt? Jarenlang voerde Voorpost actie voor het gebruik van het Nederlands als voertaal, waarbij Franstalige activiteiten en Engelstalige reclameborden aangeklaagd werden. Maar als een onderzoek en studie naar mechanismen en processen om aan te sluiten bij extreemrechtse groepen in het Engels wordt voorgesteld, laat Voorpost het afweten.
Het was dinsdag de publieke verdediging van het proefschrift, op 10 december werd de gebruikte methodologie al overhoord door een jury met naast Gentse professoren ook een Nederlandse en een Noorse expert. Het werk aan het proefschrift werd in 2012 begonnen met de moorden van Anders Behring Breivik in Noorwegen in 2011 en de Blood and Honour-concerten en -bijeenkomsten in ons land vers in het geheugen. Na de eerste veroordeling van een Blood and Honour-groep in 2011 in Veurne en andere zaken (de afgang van het Nieuw-Solidaristisch Alternatief (N-SA) in 2013…) daalden de activiteiten van extreemrechts in ons land. Maar een onderzoek waarin de theoretische inzichten verzameld worden én met extreemrechtse activisten gesproken wordt, is niet eerder gepubliceerd.
Statistische gegevens over geweld gelinkt aan leden van extreemrechtse groeperingen is nooit bijgehouden in ons land. Er is prioritair ingezet om racisme en andere discriminaties in kaart te kunnen krijgen. En zo werden in 2014 maar liefst 463 strafdossiers geteld over zaken als racisme, homofobie, negationisme en dergelijke meer. Voor het veldwerk over extreemrechts in Maarten Dewaeles proefschrift werd daarom gestart met de resultaten van een enquête over radicalisering en gebruik van sociale media, en interviews met drieëntwintig extreemrechtsen (negen extreemrechtse nationalisten, acht neonazi’s en zes nationaal solidaristen). Eenentwintig mannen en twee vrouwen.
Het is een minderheid die om puur ideologische redenen actief wordt in het extreemrechtse milieu. Het opzoeken van een groep waarin men zich goed voelt en kan praten over de dingen des levens is een belangrijke reden om aan te sluiten bij anderen. Gebroken familiale relaties is niet zelden de reden daartoe. Het avontuur en sensatie zoeken is een ander, bijkomend motief. Sommigen geven ook als reden het slachtoffer zijn van gewelddaden gepleegd door vreemdelingen. Anderen groeiden door van een Vlaams bewustzijn naar radicalere opvattingen. Wat op sociale media circuleert is minder belangrijk voor de ideologische vorming dan men misschien denkt. Antisemitische en andere lectuur die achter de schermen in extreemrechtse kringen circuleert is daarvoor belangrijker.
Hoe voorkomen dat men extreemrechtse dwaallichten volgt? Maarten De Waele pleit enerzijds voor maatwerk gezien de complexiteit van de redenen om aan te sluiten bij extreemrechts. Anderzijds is sociaal werk (op school, bij jeugdwerk…) ontzettend belangrijk. Beter branden voorkomen dan branden moeten blussen. Bij het opmerken van nieuwe recruten bij extreemrechts is het volgens hem aangewezen te gaan praten met familie en vrienden (maar hoeveel ouders zitten niet reeds met de handen in het haar als ze zien hoe hun zoon of dochter radicaliseert of pakweg drugsgebruiker wordt, nvdr.). Tot slot is enkel nog repressie een opportuniteit. Voorts is meer onderzoekswerk aanbevolen. De voorbeelden in binnen- en buitenland zijn niet dik gezaaid, maar het loont de moeite om grondig te onderzoeken waarom sommigen uit het extreemrechtse milieu zijn gestapt.
De beoordelaars van het proefschrift wilden meer weten over hoe zaken concreet aanpakken. Maarten De Waele haalde een hier geciteerde lerares in het beroepsonderwijs aan: “Ik (…) zie regelmatig op gsm’s Duitse hakenkruisen verschijnen. Deze jongeren zijn in de lessen, als het over het thema vluchtelingen gaat, bijzonder driest in het roepen en tieren van hun mening. We moeten hen behoorlijk afremmen, desnoods verwijderen uit de klas, om nog een fatsoenlijk klasgesprek te kunnen hebben, waar rustig verschillende meningen aan bod kunnen komen.” Maar de lerares weet het ook niet helemaal en vroeg in dezelfde Facebookpost of er experten “van hetzelfde kaliber (als voor Syriëgangers, nvdr.) bezig (zijn) met de deradicalisering van de autochtone neofascistisch denkende jeugd van eigen bodem?”
Het was niet het onderwerp van het proefschrift, maar de vraag stelt zich waarom sommigen radicaliseren in extreemrechtse richting en anderen andere keuzes maken (extreemlinks, anarchisme…). Waarschijnlijk zijn er wel parallellen bij de motieven om aan te sluiten bij extreemrechts dan wel bij andere extremen, maar wat maakt het verschil? Gelijkenissen met aansluiten bij criminele organisaties zijn er alleszins. Zowel in het buitenland als in ons eigen land zijn voorbeelden bekend van extreemrechtsen die óók drugs- en wapenhandelaar zijn.
Morgen: Deel 2 van ‘Motieven om aan te sluiten bij extreemrechts’, waarin we focussen op wie (niet) wilde meewerken aan de interviews en enkele citaten van geïnterviewden.