Tot dinsdag 11 november is het weer Boekenbeurstijd. Een boek dat we de voorbije weken op de redactie van AFF/Verzet gretig gelezen hebben, is Migratie en de Metropool 1964-2013 (foto 1).
Auteur Nicolas Van Puymbroeck bereidt aan de Universiteit Antwerpen een doctoraal proefschrift voor over migratie en stedelijk burgerschap. Het materiaal dat hij daarvoor verzamelde over de migratie in Antwerpen de voorbije vijftig jaar, de initiatieven die daarop ontstonden van burgers, organisaties en migranten zelf, en het beleid van het Antwerps stadsbestuur in die periode zonderde hij af in voornoemd boek. Al schrijvend deelde hij het op in vijf periodes van tien jaar, al zijn die periodes niet scherp af te bakenen. Bestuurswisselingen op stedelijk, Vlaams en federaal vlak hebben een grotere invloed dan de overgang van het ene naar het andere decennium. Maar een auteur moet vereenvoudigen om begrijpelijk te blijven, en gelukkig heeft socioloog en filosoof van opleiding Nicolas Van Puymbroeck ook niet teveel jargontaal gebruikt.
De periode 1964-1973 is voor hem de periode van de ‘verkenners en pioniers’. Bij de Métallurgie in Hoboken worden de eerste Marokkaanse en Turkse migranten als arbeidskrachten aangetrokken, vaak nadat ze eerst in de Limburgse steenkoolindustrie werkten. De Métallurgie geeft hen taallessen om veilig te werken, ruimere opvang komt van nonnen in de buurt. Het is ook de katholieke kerk die plaats biedt voor de eerste moskee opdat de islam “waar toch veel waarden insteken” niet verloren gaat bij de migranten. In Borgerhout zijn het studenten van de KU Leuven – in Leuven actief (geweest) in de Derde Wereld Beweging – die zich ontfermen over de migranten die er komen wonen. Ook zij worden gesteund door de katholieke kerk.
In 1974-1983 is Antwerpen een ‘stedelijk laboratorium’. Stagiar(e)s van sociale hogescholen en maatschappelijk assitenten actief in buurt- en opbouwwerk nemen nu het voortouw in alsmaar meer wijken waar migranten terechtkomen. Autonome verenigingen van migranten zijn zeldzaam en de door de Marokkaanse overheid aangestuurde ‘Amicales’ zorgen ervoor dat het zo blijft. Met de groei en verspreiding van de migranten waarschuwt de Vlaamse Militanten Orde (VMO) voor de “ontaarding” van de Vlaamse bevolking; het Anti-Fascistisch Front (AFF) waarschuwt voor racisme en wijst op het extreemrechtse karakter van de VMO. Op een buurtvergadering in Antwerpen-Zuid in 1978 hoort burgemeester Bob Cools voor het eerst xenofobe geluiden. Cools kant zich zowel tegen het racisme als tegen de buurtwerkers die hij geen representatieve vertegenwoordigers van de bevolking vindt.
Van 1984 tot 1993 zien we verschillende visies op de migrantenproblematiek en één vijand. Met campagnes als ‘Gastvrij Antwerpen’ willen tal van organisaties miganten als aparte groepen erkennen en ondersteunen. Het Antwerps stadsbestuur wil de migranten als evenwaardige burgers erkennen, wil niet weten van een groepsbehandeling. Het Vlaams Blok wint alsmaar meer kiezers op Zwarte Zondagen. Het Koninklijk Commissariaat voor het Migrantenbeleid wordt opgericht en de daaropvolgende jaren zullen met het Vlaams Fonds voor de Integratie van Achtergestelden (VFIK) en later het Sociaal Impulsfonds (SIF) financiële middelen vrijkomen om een en ander te ondersteunen. Het middenveld en het stadsbestuur denken elk beter te weten hoe het moet, tezelfdertijd eisen migrantenjongeren van de tweede generatie hun plaats op in de samenleving.
1994-2003 wordt door de auteur als de periode van het ‘coöperatief multiculturalisme’ omschreven. In grote mate is dat terug te brengen op dat voor het eerst in Antwerpen een CVP’er schepen voor Sociale Zaken wordt (Marc Wellens, nvdr.). Anders dan zijn socialistische voorgangers steunt die volop het privé-initiatief voor en van migranten, en minder de stedelijke initiatieven. Maar echt coöperatief is deze periode toch ook niet: de toestroom van vluchtelingen brengt nieuwe spanningen met zich mee, het Vlaams Blok en de Arabisch Europese Liga (AEL) verwerpen vanuit tegengestelde visies het ‘politiek correcte multiculturalisme’.
De periode 200′-2014 is die van het ‘contractueel universalisme’. Organisaties voor en van migranten mogen met het overheidsgeld niet meer doen wat hen het nuttigst lijkt, voortaan zijn ze slechts uitvoerders van het beleid dat op het stadhuis uitgestippeld wordt. Burgemeester Patrick Janssens en OCMW-voorzitter Monica De Coninck (SP.A) huldigen het ‘voor wat, hoort wat’-principe dat Bart De Wever en Liesbeth Homans (N-VA) verderzetten en intensifiëren. Het beleid van het N-VA-bestuur valt net buiten het tijdsbestek van het boek maar wordt toch nog kort gesitueerd in een epiloog.
Het is een hele karwei geweest om precies in kaart te brengen wie waar welke initiatieven ontwikkelde. De herstructureringen die ‘de sector’ opgelegd kreeg vanuit de Vlaamse overheid maakte dat niet weinig organisaties soms meer bezig waren met herstructureren dan met output die de Antwerpse bevolking ten goede kon komen. Al wie een rol speelde in deze saga wordt minstens eenmaal vermeld in Migratie en de Metropool 1964-1993. Een mooie vorm van erkenning voor al die veldwerkers. Met negen vermeldingen en drie illustraties in het boek (foto 2, één van de affiches opgenomen in het boek) wordt duidelijk dat het AFF een belangrijke speler was in het Antwerpse als het ging om het aanklagen van racisme en extreemrechts gestook.
Nicolas Van Puymbroeck, Migratie en de Metropool 1964-2013, Uitgeverij Acco, 312 blzn., 22,50 euro.